Werken in de tuin, onkruid verwijderen en een overdaad aan kaardenbol zaailingen er uit aan het trekken. Opeens een, heel hoog, aan de ene kant waarneembaar en aan de andere kant nauwelijks waarneembaar geluid. Een goudhaantje. Oktober is dé goudhaantjes tijd. Met vele duizenden komen ze uit verre streken, zelfs zo ver als Rusland.
We hebben het vaak over sterns en grutto’s als de absolute kampioenen van de vogeltrek, maar mag ik het goudhaantje op de eerste plaats zetten? Nauwelijks 5 gram, van snavel tot staartpunt 8,5 centimeter metend, is dit de kleinste zangvogel in Europa. Door zijn afmeting verliest hij snel lichaamsgewicht – het kost hen heel veel energie om ‘op temperatuur’ te blijven. In een koude winternacht kunnen ze zo 20% van hun lichaamsgewicht verliezen. Vergelijk dat met een man van 80 kilo die ’s morgens 16 kilo lichter wakker wordt – wij zouden ons doodschrikken. Overdag eten ze daarom een paar keer hun eigen gewicht wat een onvoorstelbare hoeveelheid is, alle insecten in aanmerking nemende die samen een gewicht van, zeg, 10 gram vertegenwoordigen. En dan trekken vanuit, zeg, Rusland naar Westenholte. Ga er maar aan staan.
Soms zijn ze zo druk bezig met voedsel zoeken dat je ze van zeer dichtbij kan zien. Dat is dan wel heel ongedurig, want ze zijn continue in beweging.
Een andere vogel die overdag vanuit het noorden over het dorp vliegt is de koperwiek. Je ziet ze in kleine groepen en soms in tweetallen trekken. Maar het gaat pas echt los als het donker is ingevallen. De avond en nacht zijn vanaf half oktober vergeven van hun ijle “tsíeh!” geluid. Het doet mij altijd terug denken aan de avonden in oktober en november in de Pauwenlaan in Den Haag waar ik opgroeide. Het geluid was, dwars door het dak, de hele avond en nacht hoorbaar als de een na de andere koperwiek over trok. Het was voor mij een soort markering voor het aanbreken van de échte herfst.

Een opmerkelijke ervaring had ik een keer in april toen ik op IJsland was. Daar, waar de IJslandse ondersoort van nature voor komt. Opeens hoorde ik een voor mij onbekend gezang – een koperwiek zat te zingen op een dak van een huis. het klonk totaal anders dan je zou denken: met een lijsterachtige had het niet veel van doen. Maar het klonk magisch. De belofte aan de taiga, het ongerepte noorden en iets verborgens, waar je, met enige schaamte leek het wel, getuige van mocht zijn.
In Den Haag spotte ik ze altijd bij de oevers bij een duinmeer, bij voorkeur bij een vorstperiode als het ijs dik in het meertje lag en ik de koperwieken schichtig tussen het afgevallen blad wroetend op de duinheuvels zag. Het is altijd een wat mysterieuze vogel gebleven, mede doordat hij zo niet-vocaal is buiten het broedseizoen.


Bovenal zijn koperwieken zeer schuw. Je zult ze niet, of hoogstzelden, in je tuin zien – alhoewel ze zich heel soms, een enkeling, kort laat zien in onze esdoorn, een ochtend na de nachtelijke trek, als uitrustplaats. Koperwieken kun je niet zoals kramsvogels lokken naar je tuin.
Over die – beslist luidruchtiger – kramsvogel binnenkort meer..
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.