Bryan Ferry – Amelia Barratt – Loose talk

Bryan Ferry – één van mijn “grote Groten”. Vorig jaar bracht hij, samen met Amelia Barratt Star uit, een spannend nummer wat eindelijk weer eens experimenteel en gedurfd was. Na Frantic (2002) en Olympia (2010) was het heilige vuur nogal gedoofd en bij Avonmore (2014) trok ik slechts bij enkele nummers mijn wenkbrauwen omhoog. Het leek Ferry zijn laatste echte wapenfeit, en hij verliet zich op covers van nummers, van zichzelf of van anderen. Afgelopen maanden verscheen nu en dan een nieuw nummer van de nu verschenen cd Loose talk en, eerlijk gezegd, ik wist niet wat ik er van moest denken. Ik besloot mijn oordeel te laten wachten tot het verschijnen van het hele album. Pas dan kun je een atmosfeer in zijn geheel “proeven” en op waarde schatten.

Loose talk is absoluut “anders dan anders.” Het is in geen recensie genoemd, maar Bryan Ferry heeft voor deze vorm gekozen omdat hij niet (meer) de inspiratie heeft om eigen teksten te schrijven én waarschijnlijk te onzeker is over zijn stem, die door de tijd – in september wordt hij 80 – natuurlijk aan kracht veel heeft ingeboet. Maar later we het later hebben over stem en stemgeluid. Dat zijn in mijn optiek toch twee totaal verschillende zaken. En die los van elkaar een eigen betekenis en waardering behoeven. Als geen ander dan bij Bryan Ferry.

Loose talk begint met Big things. En het lijkt alsof we weer op Flesh and Blood zijn terugbeland met My only love. Die waanzinnige piano – of keyboards – van Bryan Ferry. En dat brengt mij gelijk bij het onwennige, schurende. De zang van Ferry is geheel ingewisseld voor spoken word van Amelia Barrett. Daar moet ik – maar veel korter dan ik dacht -aan wennen. Koppel je deze zang los van de muziek, dan blijft een van de beste duistere nummers over, die Ferry in de 21ste eeuw gecomponeerd heeft. Of: ooit – in die 20e eeuw. Het lijkt een variant op een bekend nummer van Roxy Music of Bryan Ferry solo, en die Aha Erlebnis overvalt ons vaak op Loose talk. Is dat erg? Ondergetekende vind van niet, maar heeft dan ook álles van Ferry, inclusief de ‘rare, rarer and rarest’ outtakes of demo’s en deze muziek past daar wonderwel tussen én onderscheidt zich daar van.

Stand near me is ook al zo’n spannende. Je weet direct: Ferry. Het klinkt al gelijk spannender dan dat hij in 15 of zelfs ruim 20 jaar heeft gedaan. De duistere deur naar de donkere nachtclub van Mamouna opent zich weer, maar ook de ietwat psychedelische gekte van Roxy. Concentreer ik mij op de muziek, dan ben ik gelijk verkocht. Barrat voegt er een eigen narratief aan toe, en haar stem voelt niet overheersend of afleidend. Op de een of andere manier gaat het samen. Ja, ik mis nog steeds het stemgeluid van Ferry. En daar is ie: het stemgeluid. Want zeg zelf: al murmelt hij woordloos een melodie, het is dat stemgeluid wat zo in de muziek op gaat.

Florist is een typisch weemoedig Ferry nummer. “The theatre is closed in the morning, but outside is a florist” spreekt Barratt. Is ze die nacht in het theater geweest, tot in de vroege uurtjes, samen met Ferry? Florist ademt de mist met rijp in januari. Een ogenschijnlijk simpele melodie wordt duivels hypnotiserend gespeeld door Ferry. Ik ben er nog steeds, Bryan Ferry. Dit is wat ik al lang hoopte wat je zou gaan doen: instrumentale muziek maken, als het zingen je niet meer past – al denk je dat zelf maar en is het niet de werkelijkheid ! De muziek is zo rijk en beeldend: het vertelt een verhaal in zichzelf en creëert zijn eigen sfeer, los van tekst. In die zin zou een instrumentaal album voor mij al genoeg zijn geweest. Maar Barratt zorgt voor een tegen- en evenwicht wat het onuitgesprokene aanvult, in mysterieuze teksten. Die zijn nog een studie op zichzelf waard. Maar ik richt mij toch eerst op de muziek.

Cowboy hat is weer zo’n prachtnummer. Voor het eerst horen we vaag – als een mist in de verte – soms Ferry. Maar het draait om De Piano van Ferry. Waar hij al zoveel prachtige muziek op schreef. En dat komt magistraal boven drijven. Donker, duister, mysterieus. Het ádemt de leeftijd van een 79 jarige met al zijn gevoelens en gedachten. Dát is de ware schat aan Loose talk: dat Bryan Ferry daadwerkelijk iets toegevoegd heeft aan zijn al onsterfelijke repetoire en weer de filmische en ook experimentele kant is op gegaan.

Demolition is dan een wat “lichter” nummer, wat en beetje de atmosfeer van Mother of pearl heeft. Loose talk laat een zeer afwisselend tapijt van sferen en klanken horen, dat mij nog steeds niet verveeld. Of Ferry nu zijn oneindige archief is ingedoken of niet, hij heeft “something old to something new” gemaakt. En tegelijkertijd sluit het naadloos aan op wat Ferry is: een romanticus met een hang naar melancholie.

Orchestra is iets tussen My only love en Me oh my in- één van die paar prijsnummers op Olympia, samen met Reason or rhyme. Hier horen we voor het eerst Ferry op de achtergrond zingen. Wat een cadeau. Dat stemgeluid. Hoe op de achtergrond ook. Met Loose talk heeft Bryan Ferry zijn spannendste album gemaakt sinds tenminste Olympia.

Holiday had een demo kunnen zijn van India van Avalon (1982). Maar duvels als Ferry duvels kan zijn, maakt hij er iets nieuws van. Het lijkt op een soort van instant composing, het is sfeermuziek, geen kop en staart songs met voorgesorteerde coupletten. En het werkt. Zo hoor ik Ferry het liefst. Amelia Barrat is in de mix minder dominant dan ik eerst dacht te horen op de vooruitgesnelde nummers van Loose talk, en dat maakt per song dat ik ze steeds meer waardeer en verdraag naast de muziek van Ferry. Ze heeft een aangename stem om naar te luisteren.

Landscape is weer zo’n oorwurm. Ferry meandert op zijn piano met – op de achtergrond – zijn begeleidende melodiezang. Het is verstilde muziek – het draait helemaal om de piano. Minder is meer. Ik ben ondertussen helemaal om.

Pictures on a wall trekt ons weer Mamouna (1994) in – hoera, hoerá ! en hoe ! The 39 steps in zijn demovorm? In één van zijn demovormen? Duisterder dan ooit. Oé! Zegt dat genoeg? Ferry achter zijn keyboards op een podium van de nachtclub tegen een Hugh Hefner achtig wijnrood hoog gordijn. Iedere toets raak, de piano de onverwachte gast die alle aandacht opeist tot in de vroege uren. Mannen aan de bar die nauwelijks oog meer hebben voor de vrouwen. Gehypnotiseerd door Ferry. De danseressen af en toe opduikend achter de coulissen, vertwijfeld de zaal in kijkend en verbaasd waarom iedereen zo stil is. Het is donker, en slechts een antieke Tiffany lamp verlicht het diep geconcentreerde gezicht van Bryan Ferry in zijn element. Meer heeft een mens immers niet nodig. Dít is het leven.

White noise voelt als een zomeravond en gaat qua sfeer een lichtere kant op. Piano en een bas vormen het decor. Bryan Ferry zijn Harvest Moon. Het gras is gehooid en de landmensen zitten in de schemering rond een vuur, verhalen op te halen onder de volle maan en zinderende lucht die over de graslanden hangt na een hete dag.

Loose talk besluit het gelijknamige album met een swingend uiteinde. Lijkt op een demoversie van Cruel (van Frantic, 2002, red.) maar is een geheel eigen nummer daar los van geworden. Waarom hou ik toch van zogenaamde “onaffe” muziek? Meer sfeer dan conventionele nummers? Loose talk laveert dit album naar een einde wat naar meer, véél meer smaakt. Verrassing: Ferry en Barrat zijn al aan een opvolger bezig, die voorjaar 2026 moet uit komen.

Bryan Ferry heeft mij – voor de zoveelste keer in zoveel jaren – weer betoverd met zijn toetsenmagie. Laat deze man asjeblieft honderd jaar worden en ons tot op onze zeer oude dag swingen met ons looprek of in rolstoel. We zullen altijd jong blijven.

Voor wie de muziek alleen instrumentaal wil beluisteren:

Gepubliceerd door Thomas Kamphuis

Gepassioneerd Vikingtijd, natuur en cultuur liefhebber.