
Zo eens per jaar, en beslist niet minder, kijk ik No country for old men. Het liefst als de temperatuur buiten een graad of 35 haalt, of nog iets meer.
Omschreven als neo- Western crime thriller neemt hij je vanaf de beginshots naar een woestijnomgeving waar overduidelijk een paar mensen teveel waren. Wie óók teveel is, is jager Llewelyn Moss, een archetype cowboy, op het juiste moment op de verkeerde plek. Een koffer met geld, die eenvoudigweg niet meer van zijn plaats gekomen is omdat iedereen elkaar uitgemoord heeft, is het startschot van een film die ons voert door een stoffig, vuil, gortdroog landschap met duistere motels en kitscherige landschappen in de jaren 70. De wijdheid van het landschap voelt niet als ruimte; juist als je ver kan kijken blijft in dit landschap altijd het gevoel: wanneer doemt er iets op aan de horizon wat je niet kan plaatsen. Wat jou óók kan zien zodra jij het ziet. Je voelt aan je water dat Llewelyn de koffer beter had kunnen laten liggen, maar had je niet hetzelfde gedaan?
Niet alleen het landschap en de jaren 70 sfeer zijn een schot in de roos, de ware ster van No country for old men zijn de dialogen. Kijk de film iedere keer weer opnieuw en je ontdekt wéér een ander detail. Eén van die dialogen?
‘You never know what worse luck your bad luck has saved you from. You think when you wake up in the mornin yesterday don’t count. But yesterday is all that does count.’
De cast is waanzinnig gekozen, met Llewelyn en zijn niet zo snuggere vriendin, Anton Chigurh als zeer enge moordenaar die het moorden tot een eigenzinnige, welbespraakte kunst verheft, sherrif Ed Tom Bell als cynische en tegelijkertijd nergens meer van opkijkende constante door de scenes heen met onnavolgbare dialogen. Carson Wells als zichzelf bergen overschattende huurmoordenaar met Centennial/How the west was won cowboyhoed.
De spanning in de film zit hem niet in het geweld, het zit hem in de broeierige, alles verstikkende atmosfeer, de duistere motels, de hitte die van je scherm afspat, de onvermijdelijke afloop van degenen die achtervolgd worden, en die op het eind hun eigen achtervolging voelen naderen.
De film eindigt ontregelend met de moordenaar, die toch niet blijkt weg te komen a al zijn daden en de overlever van het stel, sherrif Ed Tom Bell die op het laatst van de film een monoloog afsteekt over wat hij gedroomd heeft de nacht er voor. Hij gaat met pensioen, maar zal hij ooit rust hebben in zijn hoofd of deze eindelijk vinden? De film laat ook dit einde open.
In No country for old men zal de dag nog een zekere misleidende belofte van rust in houden, de nacht daarentegen geeft geen enkele rust en slechts het dageraad uur tussen het plotse zomerse verdwijnen van de nacht en het allereerste ochtendgloren lijkt het enige moment waarop je je benen – met de laarzen nooit uit, maar altijd paraat aan de voeten – even horizontaal kan leggen, op een doorgezakt matras met een lang verleden.
Maar is het nu die matras die kraakt, of een plank in de gang..?
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.