Robert Plant with Suzi Dian – Amazing grace

Er zijn drie bepalende gebeurtenissen in het leven van Robert Plant. En nee, dat is niet het ontmoeten van Jimmy Page. Het eerste moment is in 1977 als zijn zoon Karac op 5 jarige leeftijd komt te overlijden. Het tweede moment is de winter volgend op het overlijden van John Bonham. Het derde moment is, tenslotte het millennium.

Wanneer Karac overlijdt verandert heel veel – in wiens leven zou dat niet? Led Zeppelin, waarvan mensen tot op de dag vandaag nog steeds hopen dat het weer tot leven komt, komt dan in zijn laatste fase. Het album In through the out door (1979) kent een heel andere sfeer, tussen aanhaken op iets wat nog geen naam heeft en experiment. Eén nummer springt er voor mij uit: All of my love. In de decaden daarna zal Plant nu en dan terug komen op dit grote verlies.

Wanneer in september 1980 John Bonham overlijdt is het onvermijdelijke niet langer te vermijden. Robert Plant trekt zich terug, “almost becoming a virtual recluse” zoals iemand later wel schrijft. Het is Robbie Blunt die hem uit zijn isolement trekt. Robbie Blunt, gitarist en geen onbekende van Plant, aangezien deze in de jaren zestig al de – toen 15 jarige – Blunt vraagt voor zijn band The Crawling King Snakes. Het eerste nummer wat ze samen schrijven is Burning down one side wat op Plant’s eerste soloalbum zou komen: Pictures at eleven (1982). Het nummer Fat lip heb ik grijsgedraaid in mijn hoofd, vaak in september, in de jaren 90, zittend op een terras in Zoetermeer. Het nummer troostte mij op een of andere manier. Het beloofde een nieuwe weg, een andere tijd. Houvast in een zoekende tijd.

Vòòrdat Pictures at eleven verschijnt komt laat Plant zijn gezicht tegen het voorjaar van 1981 heel voorzichtig weer zijn gezicht zien in low profile bars en zaaltjes op het Engelse platteland. Hij krijgt langzaam weer zelfvertrouwen terug en zin om creatief te zijn.

Het is 1999. Plant heeft er dan net twee almaar – voor het publiek – succesvollere tournees met Jimmy Page op zitten. Walking into Clarksdale (1998) is het eerste nieuwe album wat hij amen met Page opneemt sinds In through the out door. Het succes en de massaliteit worden Plant echter alweer te groot en hij heeft het gevoel weer in een soort Led Zeppelin 2.0 aanbeland te zijn (het hoofdstuk Led Zeppelin wordt december 2007 nog één keer groots afgesloten – Plant heeft zelfs bij dat eenmalige optreden een dubbel gevoel: na afloop vlucht hij Londen een bar binnen en drinkt het een en ander van zich af, zich niet helemaal raad wetend met de gelegenheid en het moment zoveel jaar na dato). Weer gaat Plant wandelen op het Engelse platteland en zoekt – alweer – de stilte op. Het herfst 1999 als hij weer met een band gaat toeren: The Priory of Brion. Het is één tegenreactie op de steeds grotere optredens met Page en een hernieuwde terugkeer tot de menselijker maat. Ook hier een reünie: met de gitarist Kevyn Gammond, uit de oud gelederen van de Band of Joy, de band waar Plant zanger in was voor het hele hoofdstuk Led Zeppelin aan de orde was. The Priory of Brion treedt kleinschalig op en speelt – onder andere – bandfavorieten uit de jaren 60 en maakt hier fraaie covers van, zoals van Morning dew, Season of the witch en A house is not a motel. Sommige van die nummers komen op Dreamland (2002) waarmee Plant zich steeds verder beweegt op een pad wat hem de ruim 20 jaar later en een muzikale reis die al langer dan zestig jaar voert bij .. Saving Grace.

Chevrolet heeft al dat typische loopje wat Robert Plant in de 21e eeuw “kenmerkt.” Maar even iets over de muzikanten waarmee Plant zich omringt; of híj in op gaat – het is maar hoe je het bekijkt – allebei leveren een verrassend resultaat op. Op drums is daar Oli Jefferson, die ook voor de percussie en vocalen tekent. Matt Worley speelt van alles op snaren, akoestisch, de “steel banjo” en wat al nog niet meer. Tony Kelsley tekent voor de elektrische gitaar en, bijvoorbeeld, een elektrische bariton gitaar. Ook hij draagt bij aan de vocalen net zoals Olli Jefferson. Barney Morse-Brown speelt cello. Niet als laatste draagt Suzi Dian bij aan de vocalen en daarnaast speelt zij accordeon.

Chevrolet brengt je naar het platteland van Amerika. Het zou een nummer kunnen zijn wat Plant al zong bij The Priory of Brion, maar vooral beïnvloed is door de tij dat Plant daarna in de VS (Austin, Texas, red.) gewoond heeft. De nummers op Saving Grace zijn covers / traditionals, maar zó eigen vormgegeven dat je de originelen zou moeten kennen om daar reactie bij te hebben. Chevrolet klinkt ontspannen maar net met dat broeierige ondertoontje. As I roved out is magistraal. De zang is prachtig. Plant mengt met Suzi Dian op eenzelfde manier als met Alison Krauss. De muziek is echter spannender dan het werd op die albums met haar, al moet gezegd worden dat live de concerten met Krauss wél spannend waren, al was het maar door de geheel eigen invulling daar van van T Bone Burnett..

Het Arabische is nooit verder weg, en als er ooit een term gemunt wordt als platteland/Arabische muziek, dan is het hier wel van toepassing. Plant’s stem klinkt meer op de achtergrond, wat de muziek iets desolaats en mysterieus geeft. Het gitaarduo Matt en Oli voeren het nummer naar steeds hoger Arabischer hoogten. “The green green grass trampled underfoot” horen we Plant en Dan zingen. Een knipoog naar het Zeppelin nummer? Plant mag 77 zijn: hij is het nog niet verleerd, een plaagstootje hier en daar.

It’s a beautiful day is een Woodstock-in-de-morgen nummer. Het staat mijlenver af van Zeppelin, maar wat is het te prijzen dat Plant niet in die groef is blijven hangen. Daarbij een tegengedachte: hoe bijzonder zou Led Zeppelin zijn geweest vandaag de dag als deze nog steeds bestond? En mogelijk zijn top al lang en ver voorbij? Het houdt je fris als je voortgaat, iets nieuws probeert zonder de afloop er van te weten. Uiteindelijk ga je dan precies dát doen: doen waar je zin in hebt, onafhankelijk van anderen, bevrijd van verwachtingen en de druk van herhaling, of: de verwachting dáár weer aan.

Soul of a man is een zompige Louisiana blues van Blind Willie Johnson. Matt Worley zingt de vocalen, Plant en Dian in tweede positie. Het werkt wonderwel. De echoënde gitaar maakt het af. Ticket taker laat weer de prachtige samenzang tussen Plant en Dian horen.

I never will marry you klinkt bijna als een gospel. Voor wie nu langzamerhand ál te veel wegdoezelt is daar gelukkig Higher rock waar we weer op het Amerikaanse (country)platteland zijn aanbeland. Plant’s mondharmonica zorgt ervoor dat we bij de les worden gehouden.

Too far from you wordt gloedvol ingeleid door Dian waar Plant in tweede instantie bij aanhaakt als bijna achtergrondzanger. Een donkere gitaar en daarna solerende elektrische gitaar zorgt er voor dat het nummer diepte krijgt en niet te zoetsappig wordt. Dian lijkt Plant te imiteren in haar zang waarbij ze steeds meer gaat uithalen en de hoogte in gaat. Het is één van de prijsnummers van Saving grace. Everybody’s song zou een Strange Sensation nummer kunnen zijn. Het is net dat beetje pit wat Saving grace goed kan gebruiken. De gitaar bereikt de woestijn weer – en hier vóelen we Plant toch net even wat meer.

Gospel plough besluit Saving grace. Het is een van de beste nummers op Saving Grace waarbij de Arabische sfeer vermengd wordt met de prairie en gospel. ‘Keep your hand on that plough, hold on’ zingen Plant en Dian. Roodborstje en houtduif – jawel – lijken het nummer te besluiten totdat een versneld bezwerende achtergrondeindspurt met accordeon geluid het nummer beëindigt. Je in een wat raadselachtige stemming achterlatend zoals Jehtro Tull dat ook deed bij het nummer Clasp (Broadsword and the beast, 1982). Gospel plough smaakt naar véél meer, maar de ploeg rust voor nu.

Robert Plant houdt een al bewonderenswaardig lange tijd zijn hand aan de ploeg en de aarde vaart er wel bij.

Gepubliceerd door Thomas Kamphuis

Gepassioneerd Vikingtijd, natuur en cultuur liefhebber.