U bent gewaarschuwd: in dit blog gaat een heuse linkse hobby besproken worden: cultuur, of: wat daar van over blijft.
Het museum voor Communicatie gaat sluiten.
Wát voor museum hoor ik deze en gene al zeggen? Misschien moet ik een en ander even inleiden. In Den Haag, in de Zeestraat, had je het Postmuseum. Een speciale band hiermee had ik doordat mijn vader daar werkte. Van 1960 tot 1992 en daarna nog 10 jaar als vrijwillig medewerker/adviseur. Hij maakte de gouden tijd mee, als hoofd én conservator van de afdeling Postwaarden.
Maar wat hield dit nu in, het Postmuseum? Welnu. De nationale collectie postwaarden en aanverwante attributen – lees: postkoets, telefoons, telefooncel en wat al niet meer – was hier gehuisvest. Dé nationale en internationale postzegelcollectie van Nederland om maar iets te noemen. Stad en land reisde mijn vader af naar veilinghuizen om postzegels voor het museum te pakken te krijgen. Daarnaast – onvoorstelbaar in deze tijd – ging hij met hele kavels op pad, het openbaar vervoer in om, trein in, vliegtuig uit, om, namens Nederland, bij te dragen aan (inter)nationale postzegeltentoonstellingen.
Véél ging het bij ons thuis om en over postzegels. Mijn vader was geen werknemer, maar gepassioneerd vergroeid met zijn werkomgeving. Het was bij hem zeker niet alleen het verzamelen op zich. Hij beschreef de collectie, gaf duiding, legde vast om te bewaren. Voor de toekomst. Hij verwonderde zich over druktechnieken, de roltandingen, het ontwerp. Zonder stempel, of juist: met waardevol stempel. Een postzegel kon waarde hebben door een uniek segment post waarvoor het gebruikt was (luchtvaartpost en dan specifiek met dat vliegtuig, in een specifiek jaar). De thematiek. De man, of vrouw achter het ontwerp. De techniek en esthetiek. Iedere postzegel was voor mijn vader een uniek mini-schilderij. Vanaf zijn 8ste – in 1940 – had hij alle postzegels van Nederland zelf verzameld. Het is niet meer voor te stellen, maar ooit was het verschijnen van een nieuwe postzegel een belevenis. Voordat een stortvloed aan digitaal beeld en communicatie op afstand ons brein overvoerde en een museum met al die beelden, en uiteindelijk, communicatie de hedendaagse burger teveel werd.
De mobiele telefoon en in 2007 de I phone deed ons op een andere manier verwonderen. We gingen steeds minder naar die speciale plek toe, om af te spreken, of om ons aan beeld te verwonderen. Er is, immers, zoveel anno 2024. Waarom dan nog stil staan bij het beeld en ontwerp van een postzegel? Ik zie mijn vader nóg, op zondagmiddag, de verzamelde enveloppen bij elkaar, de postzegels van de envelop knippen. In de week leggen. Op vloeivellen laten drogen. Dan, met een postzegelplakker van Henzo ze in een van de albums huisvesten of achter een papieren strook in een album plaatsen.
De kalme, vaak prettige, verveling van een zondagmiddag. Het geconcentreerd met één ding bezig zijn. Door niets afgeleid. Het nieuws pas op het NOS Journaal om 20.00 ’s avonds en dan Van Kooten en De Bie. De dagen hadden een natuurlijke rust en inhoud.
Een postzegel anno 2024 is er één met een zelfklevende laag op de achterzijde. Veel van de charme van de postzegel ging verloren toen de PTT en later Post.nl steeds meer postzegels ging uitbrengen – uit commercieel oogpunt. Ik herinner mij in 2000 de uitgave van een serie postzegels over Doe Maar. Steengoeie band, nog steeds, maar moest dat op een postzegel? (dan deden de Nits het beter met postzegels uit hun jeugd afgebeeld op In the dutch mountains).
In 2004 bezocht ik met mijn vader het museum voor Communicatie, zoals het toen al was komen te heten, en de postzegelcollectie waar hij zijn leven aan besteed had, was toen al weggeschoven naar een achterafzaaltje. Angstaanjagende verhalen deden toen al de ronde uit de mond van mijn vader, dat – zogenaamd in het kader van communicatie – er bh’s (!) tentoongesteld werden. De infantilisering van de maatschappij zette toen al rap in. Het moest allemaal populair, zogenaamd laagdrempelig – lees: plat als een surfplank – en vòòral: niet te moeilijk. Het had natuurlijk al lang niets meer met wat ooit een postmuseum was, van doen. Vaders tenen krulden, onbarmhartig, en ik vraag mij af wat hij er van gevonden had, als hij nog geleefd had, van de sluiting nu.
Het museum ging – gruwel – Comm heten. Zelfs het – schijnbaar – te moeilijke woord communicatie moest voor de steeds veeleisender mens (jeugd?) vermeden worden. Zelfs de naam van het museum verdween langzamerhand – letterlijk. In 2016 nam Tobias Walraven het museum over en kreeg het een horecafunctie gecombineerd met activiteitencentrum. Allerlei financieel wanbeheer volgde en het instituut Beeld en Geluid nam het museum over. De nationale collectie postzegels, inclusief de illustere Blauwe Mauritius werd verbannen naar het Nationaal Archief (wie zal zich ooit bedenken dat zo’n collectie zich daar bevindt?). Erger: Filahome.nl vermeld:
‘In het Museum voor Communicatie in Den Haag, het Nederlandse postmuseum, was van 1995 tot 2018 een Blauwe Mauritius aanwezig. De Nederlandse postdienst bewees deze kostbare zegel en het postmuseum in dat jaar alle eer met een postzegel met een afbeelding van een Blauwe Mauritius. Deze postzegel is gelukkig niet zeldzaam, zodat iedere verzamelaar thuis kan genieten van de Blauwe Mauritius.
De echte Blauwe Mauritius uit het postmuseum ging in 2018 naar het Nationaal Archief in Den Haag.’ De postzegel niet zeldzaam? Dit is ook weer een voorbeeld van iemand die de geschiedenis herschrijft en een alternatieve waarheid als waarheid geeft.
‘Van de ‘Blauwe Mauritius’ bestaan volgens de Ludwigsburger Kreiszeitung nog twaalf van de oorspronkelijk 500 exemplaren. Ze hebben, afhankelijk van hun staat, een waarde tot een miljoen euro. In 1847 werden ze samen met hun rode ‘zusje’ uitgegeven in Port Louis, de hoofdstad van de voormalige Britse kolonie (tussen 1810 en 1968). Het eiland ligt in de Indische Oceaan, bijna 2000 kilometer ten oosten van zuidoost-Afrika. ‘
Twaalf exemplaren – maar gelukkig niet zeldzaam..
“COMM wilde nieuwe, eigentijdse thema’s aansnijden. Maar de verandering was te abrupt. Een groot deel van de achterban zijn ze hierdoor kwijtgeraakt. Dat is afgestraft.” vertelde opvolger Tom de Smet een keer tegen Omroep West. Je kunt blijkbaar ook teveel flauwekul gaan pretenderen.
Is de sluiting van een museum erg? Niet per definitie. Een museum moet ook levensvatbaar zijn. Maar, intrinsiek, gaat er natuurlijk wel wat verloren. Noem dat een deel van ons nationaal geheugen. Althans: de fysieke beleving of: de mogelijkheid daartoe – daar aan. De neerslag van ons bestaan. Deze wordt nog wel in de grote musea gezien en gevierd. Maar hoe zit dat bij – veel – kleinere musea? En: waar blijft ons nationale geheugen als dit niet meer zichtbaar of: toegankelijk is? Omdat de kennis verdwijnt (erger nog dan de ogenschijnlijke interesse.)
Vader, “jouw” museum is niet meer. Je had een diepe zucht geslaakt. Eén van verontwaardiging, óf opluchting.
Immers: de kruik gaat zo lang te water tot hij barst.

Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.