Druivenoogst!

Na het 40 graden debacle van vorig jaar, waarbij ik dacht dat de hele tuin zou sneuvelen, heeft de druif zich dit jaar gerevancheerd. Vorig jaar had ik hem eens duchtig teruggesnoeid, in het voorjaar magnesiumkalk gegeven, stug water blijven geven en enkele weken terug lavameel gegeven. Het heeft – sic – zijn vruchten afgeworpen. En hoe. Beste oogst sinds we hier wonen. Volle trossen, nihil aan vraat, smaak ongeëvenaard.

Ondertussen geeft zo iets als een plant of struik ook een pauzeplaats voor de nodige insecten.

Terug naar druiven. Eigenlijk waren ze eind augustus om te eten op zijn lekkerst; nu rijpen ze al door, wat hun vel een stuggere structuur geeft en de pitten bitter maakt. Wat er mee te doen: allemaal gewoon eten is teveel. Druivengelei is het idee, met schoonmoeders recept. Zo doe je tenminste nog iets met die druiven. Wijn er van maken is niet mogelijk, gezien de hoeveelheid. Maar, een kilo of 10 is het zeker. 95% heb ik er af gehaald. De overige 5% laat ik voor de merel. Zo’n merel gun je ook wat. Weken lang zag ik ze niet, maar opeens sinds een week duiken ze weer in de tuin op. Begin van gisteravond hoorde ik zelfs een mannetje in de conifeer zacht voor zich uit zingen. Die vierde alvast de mooie nazomer die nu begint.


Voordeel van het oogsten van de druiven is ook, dat de wespen een voedingsbron vlak bij huis afgesneden is. Die vinden nog genoeg in de klimop, die binnen een of twee weken gaat bloeien en de grootste insectentrekker in de tuin zal blijken, tot ver in oktober. Zo het weer begin november nog fraai is, zelfs dan nog. Een huisvlieg en strontvlieg – met dank aan de kippen van de achter buurman – zit al te wachten, eerste rang.
Overigens valt mij op dat ik nu vooral weer Franse wespen zien. Dit soort wespen is aanzienlijk minder aanwezig en irritant dan de ordinaire wesp. Althans: voor mensen. Bepaalde vlindersoorten hebben wel degelijk van hem te duchten. En zo heeft ieder voordeel voor de ander een nadeel. Van nog maar 5 jaar geleden kan ik mij de Franse wesp niet herinneren. Klimaatverandering en opwarming (milde winters, warme zomers, vroeg voorjaar, nog lang zacht/warm in de nazomer en najaar) hebben hem naar ons gebracht.
