Ernst Jansz – Een liefdeslied

Afgelopen weekeinde stond ik op met een lied in mijn hoofd – Tijd genoeg van Doe Maar. Het was twee dagen, dag én nacht niet uit mijn hoofd te krijgen. Géén idee waarom, maar waarschijnlijk had het iets met mijzelf te maken en was ik even aan een adempauze toe, even tijd. Tijd genoeg. Ik bedacht mij dat het alweer zeventien jaar geleden was dat ik Doe Maar zag optreden in café Speakers in Delft en, enkele weken later, in de Kuip. Onvergetelijke avonden en ik ben blij dat ik de omissie Doe Maar nooit gezien te hebben, goedgemaakt had. Zelf 12, 13 of 14 jaar oud hadden mijn ouders mij nooit laten gaan, inmiddels 30 in 2000 was er een soort van schaamte om als volwassene naar hun reünie concerten te gaan. niet dat ik me geschaamd zou hebben, maar mijn omgeving. In Wassenaar verkochten ze voor een habbekrats de albums uit eind jaren 70 en tachtig en ik kocht ze, alsnog, allemaal. Was ik er toch weer even “bij”. De jaren daarop volgend kocht ik de soloalbums van Henny Vrienten, tot en met de cd/dvd Nacht (2006) aan toe.

Tot mijn grote schaamte had ik nooit solowerk van Ernst Jansz beluisterd. Misschien eens een nummer beluisterd, maar niet meer dan dat. Te elfder ure dan maar besloot ik nu. Tijd genoeg was en is immers één van die Ernst Jansz “oorwurmen” die Doe Maar Doe Maar maakten. De laatste jaren volgde ik Ernst Jansz een beetje op Facebook, waar hij zich in coronatijd behoorlijk druk maakte over de gang van zaken. November vorig jaar verscheen Een liefdeslied, zowel in boek én als zelfstandige cd vorm, vergezeld van de volgende inleiding:

Met als decor de Tweede Wereldoorlog en de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd vertelt Ernst Jansz in ‘Een liefdeslied’ aan de hand van 16 nieuwe liedjes in een filmisch verhaal de even onthutsende als ontroerende liefdesgeschiedenis van zijn ouders en de gevolgen voor hem en, onvermoed, voor zijn zus Ati. Ernst Jansz neemt de lezer mee naar het vooroorlogse jaar 1939. Zijn Indische vader Rudi wordt opgeroepen voor de militaire dienst. Als op 10 mei 1940 de oorlog uitbreekt, haalt zijn batterij 35 vijandige Duitse toestellen uit de lucht. Op 14 mei wordt hij krijgsgevangen gemaakt. Tien dagen later komt hij vrij. Hij richt o.a. twee ‘Indische’ knokploegen op en hij gaat het ondergronds verzet in. Later dat jaar, in december 1940, trouwt hij met Jopie die hij met kerstmis 1937 leerde kennen op een dansavond in Heck’s aan het Amsterdamse Rembrandtplein. Ernst Jansz zoomt in op de depressie van Rudi die hij overhield aan de oorlog en zijn heldenrol in het verzet. In de feestroes van de bevrijding wordt Jopie zwanger van een Indonesische prins. Rudi heeft dan een joodse vriendin, Riekje, die hij in het ondergrondse verzet leerde kennen. Haar man stierf nog in de oorlog en Riekje, moeder van twee zoontjes, en Rudi beloofden toen voor elkaars nakomelingen te zullen zorgen mocht een van hen overlijden. Rudi en Jopie scheiden maar hertrouwen weer als haar Indonesische geliefde als KNIL-soldaat wordt opgeroepen om in Nederlands-Indië te vechten voor Nederland. In 1946 wordt Ati geboren. Riekje kan dit niet aan en pleegt zelfmoord. Een zus van Riekje neemt de zorg voor de twee jongens op zich en komt te wonen in de voorkamers van de Molenbeekstraat, in hetzelfde huis waar Rudi en Jopie en ‘hun’ dochter Ati de achterkamers bewonen met vanaf 1948 hun zoontje Ernst. Rudi maakt zich juist hard voor de onafhankelijkheid van Indonesië. Al vóór de oorlog, en ook erna, bepleit hij met publicaties een verbroedering tussen Indo’s en Indonesiërs. Hij richt het Comité Vrij Indonesië op. Voor hem betekent vechten voor de vrijheid van Nederland ook kiezen voor vrijheid voor Indonesië. Deze voor hem logische stap wordt hem door Nederland niet in dank afgenomen. Brieven aan zijn Indische familie overzee worden onderschept of gecensureerd. Het Ministerie van Justitie zet hem op de zwarte lijst. Later zal zijn aanvraag voor een uitkering als oorlogsslachtoffer niet worden gehonoreerd. Rudi Jansz overlijdt in augustus 1965 in de Amsterdamse Molenbeekstraat. Pas dan wordt het Ati duidelijk dat zij een andere biologische vader heeft dan Ernst. Ati kent haar eigen geschiedenis niet, haar identiteit is haar al die tijd ontnomen geweest. Als Ernst in 1993 voor optredens in Indonesië is, gaat hij op zoek naar Ati’s vader. Ernst Jansz belicht in ‘Een liefdeslied’ opnieuw de opmerkelijke liefdesgeschiedenis van zijn ouders Rudi en Jopie en focust op dié wendingen in hun leven die niet eerder of slechts zijdelings ter sprake kwamen in zijn eerdere boeken. Het boek is voorzien van de gelijknamige studio-cd.

Een – om het maar mild uit te drukken – bijzonder intrigerend verhaal. Terug naar Een liefdeslied die start met het instrumentale Thuisland. Hier gelijk al mijn onwetendheid: ik wist niet dat Ernst Jansz (ook) gitaar speelde. Naast Jansz spelen Guur Paat, akoestische en elektrische gitaar, pedal steel, ukelele en zang en Richard Wallenburg, basgitaar, footsteps en zang. Daarnaast horen we Aili Deiwiks, viool in Niet bang te zijn, Luna Jansz, zang in Als de avond valt en De echo van een melodie, oudegediende van Doe Maar Jan Hendriks, nylon string in Er is een lied geschreven en Die ene die.

Bloem van het Oosten laat Ernst Jansz horen, herkenbaar als altijd, hooguit wat breekbaarder, maar wat mooi. De muziek is gitaar gedreven en weeft het album aan elkaar. ‘In een zorgeloos bestaan wil hij dit juist vergeten.’ Jansz beschrijft kleine en grote emoties in een bijzondere mengeling van sfeer, die het midden houdt tussen singer-songwriter en protestsong zanger. Dat maakt dat het nergens hard wordt, maar zeker ook niet poeslief en aardig. Wat boven komt drijven is een gedreven gemoedelijkheid die direct terug te herleiden is tot nummers als Tijd genoeg. Meer dan veertig jaar zijn verstreken, maar in zekere zin vloei ik zo weer terug naar die tijd. Alles veranderd, maar toch zo bekend. Dit is muziek voor nu, waar ik misschien wel even heel erg behoefte aan heb, met alle ellende die de hele dag tot je komt.

Dansen met een ander begint een beetje als The Byrds. Jansz, kind van de jaren 60. Het is een nummer wat ook wel op Klaar (2000) had kunnen staan, als één van de als Ernst Jansz herkenbare nummers op dat album, wat al geen echt bandalbum meer was. Juist nummers als Overspel op dat laatste Doe Maar album intrigeerden mij.

Vreemde wind – ‘vele kelen spreken kwaad’ – verwijst zowel naar de oorlogstijd als de oorlogszuchtige tijd waarin we nu leven. Mooi is dat Een liefdeslied zo’n fraai geheel vormt, het laat zich als één geheel beluisteren. Het is weer eens zo’n album wat uitnodigt om in zijn gehéél beluisterd te worden. Iets wat we in deze vluchtige digitale tijden onszelf niet meer gunnen, maar wat zo onthaastend werkt als we dat “gewoon” wel doen. Alleen al hierom: dank Ernst Jansz & consorten voor dit album. Het is een rustpunt wat door veel meer mensen beluisterd zou moeten worden.

Fraai is de viool in Niet bang zijn. De afwisseling in de nummers zit hem vaak in subtiele details, die zich steeds meer tonen na herhaalde beluistering.

Er is een lied geschreven heeft weer die sixties sfeer. Ernst zingt het doorleefd en de samenzang tussen Guur Paat en Richard Wallenberg is weer zo’n detail dat het nummer weer onderscheidend maakt. ‘Om niet gezwegen te hebben is waarom ik schrijven wil’ Mooi. (en herkenbaar)

Als de avond valt is weer zo’n miniatuur, prachtig gezongen door Jansz én zijn dochter Luna. De samenzang werkt prachtig.

Niemandsland begint met indiaans aandoend trommelgeluid maar gaat al snel over in een instrumentaal nummer wat een overgang vormt naar de rest van Een liefdeslied.

We zijn er nog heeft weer dat Byrds achtige gitaartje en schud ons weer weer bij de les. Ja, bedenk ik mij, het is inderdaad fijn dat deze muziek anno 2025 bestaat en alles wat Doe Maar is en wat er na kwam er nog steeds is. Op mijn 13e en nog steeds op mijn 55ste.

Nu jij dan bent geboren ‘elke verklaring draait zich om’ is weer zo’n typisch Ernst Jansz nummer, lief en tegelijkertijd de lelijkheid niet schuwend. De vergelijking tussen Roger Waters en David Gilmour dringt zich op. Jansz heeft eenzelfde innerlijke rust als Gilmour. De rust die het nummer zowel tekstueel als muzikaal uitademt liet zich ook horen op de laatste – drie – solo albums van Henny Vrienten – die ik ook nog steeds moet beluisteren.

De kring van het bestaan is voor mij het prijsnummer van Een liefdeslied. Het is net wat donkerder en kon op een Doe Maar album staan als .. ja, als.. Een nummer wat je nooit had begrepen op je 13e, laat staan dat het toen geschreven had kunnen worden. Boeiend.

Die ene die had ook op een Doe Maar album kunnen staan, wellicht is Jan Hendriks bijdrage daar credit aan. Tijdloze muziek, want had dit ook niet geschreven kunnen worden in 1969?

We hebben gedanst is een nummer wat terugkijkt op het leven. ‘Ik droomde als kind over een leven met jou, nog voor ik je kende.’ Zulke zinnen kan alleen Jansz schrijven. Jansz doet de tijd stil vallen – en dat is wat we nodig hebben.

De echo van een melodie ‘ik ken haar niet maar zij kent mij en neemt mij bij de hand’ is weer zo’n “oorwurm” die zich in je nestelt.

soms komt er vreemd en ongedacht
gedragen door de wind
de echo van een melodie
die jij ooit zong als kind

ik ken haar niet maar zij kent mij
en neemt mij bij de hand
ik volg haar met mijn ogen dicht
ik weet waar ik beland

haar ken ik wel die diepe bron
die poel van ver verlangen
het is waar de muziek ontspringt
die ik ooit dacht te vangen

maar nee maar nee steeds vangt zij mij
laat mij in zoete waan
en ook dit hele leven lang
weet ik nu niet meer gaan

en zing ik haar zolang ik kan
tot mijn stem verstomt
van waar jij bent voorbijgegaan
en wat er nooit meer komt

de maan zoals zij in de spiegel
van de kali zonk
en zij haar zilverblauwe licht
over de natte bladeren schonk

soms komt er vreemd en ongedacht
gedragen door de wind
de echo van een melodie
die jij ooit zong als kind
die jij ooit zong als kind

Dit is muziek wat door veel meer mensen gehoord zou moeten worden. Meer dan die 128 weergaven op YouTube.

Een liefdeslied besluit met het instrumentale Thuisland 2.

Voor wie zich verwondert om Een liefdeslied, mag zich ook verwonderen over de illustratie. De grootse verwondering bij mij is, dat ik weliswaar eerder een tekening op een hoes van een album van Jansz zag staan – Molenbeekstraat (2006) – maar dit toen niet koppelde aan de ‘hand van de meester zelf.’ Molenbeekstraat was dus niet aan mijn oog ontgaan, maar Nacht (2006) van Henny Vrienten, kreeg toen voorrang. De illustraties zijn verbluffend mooi, en diverse tekeningen – welke Jansz al van jongs af aan maakte, zo blijkt – zijn te zien op zijn website.

Ernst, je hebt mij vandaag een rustpunt gegeven. Een rustpunt wat we véél vaker nodig hebben, moeten herontdekken en herwaarderen. Een liefdeslied heeft daar vandaag voor gezorgd. Dank voor de – in een doorwaakte nacht ontstane – hernieuwde kennismaking met jou.