Natuurblog 25 januari 2024

Hoeveel geluk kan je hebben. Ik ben aan het schrijven (aan een vervolg van het boek Herinneringen aan Spoolde, Westenholte en Frankhuis) en strek even de benen en kijk uit het raam. Het is kwart voor een. Overdág. Opeens: een bruine vogel die als een schicht door de tuin heen vliegt en even verderop gaat zitten. Een milliseconde denk ik: een buizerd. Maar dat is heel vreemd gedrag voor een buizerd, zo te vliegen over in de bebouwde kom liggende tuinen tussen blokken huizen.

Verdórie. Natuurlijk altijd: geen camera en geen kijker in de buurt. Ik stuif naar beneden, val bijna van de trap. Grijp camera en kijker en kom weer boven. Het zijn keuzes die je dan maakt. Ik vloek hardop als ik de vogel niet meer zie, maar dan opeens.. en ik sta met mijn mond vol tanden. Pure opwinding.

Een ransuil ! Midden op de dag ! Hoe komt die hier nu? Ongelooflijk. Hij is in een kastanje bij de overburen gevlogen en zit daar doodgemoedereerd om zich heen te kijken. Is hij opgeschrikt ergens anders en zoekt hier een veilig heenkomen? Is het honger? Is het een gebrek aan muizen? Zijn er zoveel muizen verdronken in de lange tijd dat er hoogwater was en de grondwaterstand zo hoog was/is? Het antwoord zal ik niet te weten komen, maar ik begin gelijk te filmen en te fotograferen.

Niet superscherp. Doet er niet toe. Ik fotografeer door het dakraam, om hem – of haar – niet af te schrikken. Hoe lang blijft de ransuil daar, open en bloot, zitten? 10 minuten, een kwartier? Het lijkt een eeuwigheid waarin ik hem met de kijker zó fraai kan bekijken dat ik durf te zeggen dat ik – sinds ik ransuilen voor het eerst zag, ik weet de datum nog precies, 22 januari 1984, in een hoge den in het Zuiderpark in Den Haag – nog nooit zó mooi heb kunnen zien. Toen nog veel massaler voorkomend. Je kon er toen zo meer dan 10 zien zitten. Het gerucht ging dat er in de jaren 70 nog wel 80 of 100 bij elkaar konden zitten in datzelfde Den Haag, in de Bosjes van Pex.

Totdat stadsuitbreiding hun jachtgronden drastisch verkleinden. Toch is die herinnering altijd bij me gebleven. Onuitwisbaar.

En dat wil wat zeggen. Want: hoe vaak zag ik wel niet een ransuil? Zeker, fraai verstopt in groenblijvende bomen en struiken in de winter. Maar zó open en bloot? Uniek. De fel oranje ogen spieden van links naar rechts om zich heen. Hij lijkt te bepalen wat hij zal doen. Ik vermoed dat hij ieder moment weg zal gaan vliegen.

Een Turkse tortel in de appelboom kijkt wat verwonderd, maar trekt zich er niets van aan.

Uiteindelijk vliegt hij op. Tot mijn verbazing naar een hoge, toch wat kale den, die blijkbaar toch net genoeg bescherming biedt. Ik mag deze lelijke den, die uit zijn voegen gegroeid is en geen enkele esthetische schoonheid bezit, eeuwig dankbaar zijn. Een paar jaar terug vloog er een havik door de tuin, die daar zijn pas gevangen mus ging op eten. Die havik moet nu wegblijven, want de havik is de grote vijand van de ransuil.

Ieder jaar sinds ik in Westenholte biedt wel een ransuil verrassing. Of het nu het vinden van veren is, langs een fietspad, midden in het dorp. Het eindelijk zien van de ransuil in een paar verloren dennenboompjes bij hoeve De Brink (helaas allemaal weg gekapt). Het opeens ontdekken van een ransuil langs datzelfde fietspad, en en heus nest in een van de bomen daar langs en de uilskuikens kunnen bekijken. Het, ondanks dat die dennenbomen daar allemaal zijn weggekapt, magistraal meemaken van de balts in het jaar daar op, bij diezelfde hoeve. Dan weer een jaar dat het ogenschijnlijk stil is, maar gevolgd door een jaar dat de balts weer te horen en te zien is bij ofwel de Zalkerdijk, ofwel toch ook weer de roep hoorbaar is bij De Brink.

Zo lang je het niet automatisch verwacht en vanzelfsprekend gaat vinden, woord je altijd weer verrast.

Maar de verassing dit jaar is wel de grootste. Ooit, 3 jaar terug, meende ik op een donkere namiddag de ransuil te zien vliegen over de tuin. Onze kat was toen net dood en we hadden vlak daarvoor een vilten ransuil gekocht en op een kastje in de kamer aan de muur neergezet. Op de dag dat ik de vilten ransuil neerzette, ” verscheen” de ransuil in de tuin. Maar het bleef een vermoeden, alhoewel het tijdstip in de schemering exact overeen zou komen met de week en dag van vandaag, hoe bizar het ook moge klinken..

Tegen 17.30 vliegt hij uit de den weg, rechtstreeks naar onze tuin. Uitgerekend onze tuin. In de appelboom houdt hij een paar minuten halt en kijkt jagend (?) om zich heen. Ik bekijk het tafereel op mijn knieen. Als ik naar de bank ga om de ransuil vanaf daar te bekijken, blijkt hij weggevlogen.

Zou de ransuil dit vaker doen, en valt het mij, puur toevallig, vandaag pas op? Vormen de tuinen een welkome aanvulling als beschutting en voedsel?

Het blijft een raadselachtig wezen, de uil. Het daglicht doet daar niets aan af, maar draagt er, gek genoeg aan bij.

Vandaag was de hoofdprijs. Dit jaar kan al niet meer stuk.

25 januari 2024 zal ik, net zoals 22 januari 1984, voor altijd onthouden.

Gepubliceerd door Thomas Kamphuis

Gepassioneerd Vikingtijd, natuur en cultuur liefhebber.

Plaats een reactie