
Zodra het eerste Advent aangevangen heeft, de vierde zondag vòòr Kerst, hoor je in Overijssel, de Achterhoek en zelfs in Drenthe her en der het weemoedige geluid van de zogeheten midwinterhoorn. Het op een hoorn blazen is dus van alle tijden. Maar waar komt het mirreweenterhoornbloazn vandaan?
Ik verdiepte mij in het standaardwerk over midwinterhoornblazen van Everhard Jans, en verbaasde mij hoe het midwinterhoornblazen in een niet heidense maar christelijk-religieuze traditie geplaatst wordt. Immers: ‘de oudste vermelding van het blaasinstrument blijkt uit 1485 te zijn’. Dit betreft dan een oorkonde uit het plaatsje Sonsbeck, niet ver van Xanten en Kevelaer. De auteur van het boek is jarenlang diaken van de Nederlands-hervormde kerk te Almelo geweest en is wel heel zendingsgericht in het adresseren van de midwinterhoorn als zijnde niet heidens. ‘Rotstekeningen met lureblazers verdwijnen dan definitief in de ondoordringbare nevel van de fantasie. Gelouterd kan het onderzoek nu voortgaan…’.
Tja, met zo’n vooringenomen blik heb je altijd gelijk. Herders hadden altijd hoorns bij zich, maar niet van de maat die we kennen van de midwinterhoorn, die varieert van een kleine meter tot exemplaren van wel anderhalve meter. Hoe moderner de hoorn, hoe langer lijkt het wel. Een verborgen vorm van penisnijd ten opzichte van de andere ‘bloazer’? Het lijkt er wel op, en vroeger was men daar blijkbaar toch minder mee bezig. Terug naar de herders, al dan niet liggend bij nachte. De kerk nodigde de herders met hoorns in de late Middeleeuwen de Kerstviering luister bij te zetten.
Vanwaar echter die behoefte? Om het onchristelijke geblaas te incorpereren in de religieuze traditie? Paus Gregorius I (540-605) adviseerde immers al Augustinus van Cantebury onschuldige volksgebruiken aan te moedigen, als in christelijke zin konden worden uitgelegd. We hebben het vaker gezien. Feit blijft, in mijn ogen, dat het blazen al een veel ouder bestaansrecht en traditie betreft dan een vermelding uit 1485. Bronnen moeten het maar net vermelden en in de vroege middeleeuwen en daarvoor ontbraken deze niet, maar waren een stel blazers in het verre oosten van het land, ver weg van de kerkelijke wereld, mogelijk niet in beeld.
De auteur stelt wel dat de midwinterhoorn voortgekomen is uit de signaalhoorn. Bij deze signaalhoorn wordt vervolgens door hem wel degelijk een heidense, voorchristelijk gebruik toegekend. Op het Poolse platteland kent men een houten blaasinstrument dat veel overeenkomsten vertoont met de midwinterhoorn, de ligawka. Tussen 1800 en 1950 (zo recent dus nog op deze wijze) werd deze gebruikt om wilde dieren (wolven) af te schrikken, als communicatiemiddel, vooral bij nevel, tussen houtvlotters en om het binnenhalen van de oogst te begeleiden. Wellicht om onheil of boze geesten af te weren, of zo maar, als uiting van vreugde.
Overigens was men tegen het einde van de 18e eeuw wel weer klaar met het geblaas bij de Kerstviering, getuige een aantekening uit 1791 van een Kerstviering in het Emslande Haselunne. Het “Unleidentliches Geschrey und Getose” werkte de kerkgangers op de zenuwen. Een pastoor liet op bevel van een bisschop zelfs de hoorns afnemen. Blijkbaar kun je ook aan je eigen succes gaan ergeren, en wordt het uiteindelijk weer ‘heidens lawaai’. Al met al is het dus nog niet zo eenduidig gesteld dat de heden ten dage de Kersttijd luister bijzettende midwinterhoorn die exclusieve betekenis heeft. De oale roop staat dus voor een veel diverser scala van communicatie. Je moet hem dan wel goed kunnen bespelen, wat beslist geen sinecure blijkt. Ondergetekende heeft er, na samenkomst met geoefende bloazers vorig jaar, nog geen – goedgekeurde – hoornstoot uit kunnen halen. Het klonk wel, maar het leek nergens naar, zo bleek, de non-verbale blikken van mijn medeblazers gade slaand.
Het lot van een geïmporteerde oosterling?
