Het is alweer lang geleden, een tuinblog. Het leven kwam er tussen.. Ieder jaar geeft wel weer nieuwe verrassingen in de tuin.

Van de winter zag ik al her en der grote, nogal puntige bladeren uit de grond steken en had geen idee wat het was. Vriend Joan wist te zeggen dat dit de bladeren van de grote kaardebol waren. De grote kaardebol, waarvan ik een tijdje terug net zaden gezaaid had in de tuin. Óf ik heb jaren terug zaden van de kaardebol gezaaid en opeens komt dit op, of het is met de wind meegenomen uit het buitengebied. Nu dacht ik eerst dat het een lange geschiedenis zou worden voordat de kaardebol zou gaan bloeien: immers, in het eerste jaar vormt hij alleen maar een bladerenrozet. Maar, de grootste heeft zich al opgewerkt tot neushoogte, dus die gaan deze zomer gewoon bloeien. Dan begint twee keer plezier: één keer voor de insecten, en de tweede keer van de winter voor, ik hoop, met name de putters. Het vingerhoedskruid is ook weer prominent aanwezig.

Het tiny forest, vorig jaar maart geplant, groeit al flink. Sowieso heeft het bestrooien van de aarde met lavameel, herfst 2020 en vorig jaar nog een keer, wonderen verricht voor alles wat groeit en bloeit. Weliswaar was het weer rennen met gieters en emmers in een groot deel van het voorjaar, maar het staat er puik bij. Zelfs het wat magere vliertje begint de geest te krijgen sinds hij getrouwd lijkt te zijn met een vlinderstruik, die vlak bij hem opdook. Dit zijn foto’s van vorige week, en inmiddels lijkt alles alweer 15 centimeter verder gegroeid. De sleedoorn heeft last van iets, al weet ik niet wat. De kardinaalsmuts was rijk met bloemen maar daar blijven nog weinig vruchten van over. De kornoelje en een soort wilg groeien nog het hardst. De lijsterbes groeit ook goed door, maar is nog niet in bloei gekomen.

De tuin is na 5 jaar zo ongeveer wel áf. Er komt altijd weer meer terug dan je denkt en wat terug komt zaait zich uit, of wordt aangevuld met ‘iets uit de polder’. De akeleiplanten tussen de terrastegels bloeien mooier dan ooit. De klaprozen zijn in de tuin afwezig, maar zie ik sinds eind april als nooit tevoren langs de snelweg die door Zwolle heen gaat en langs de paden in het buitengebied.

De rode vlier zit barstensvolbloemen en torent al twee meter hoog. Ongelooflijk hoe die gegroeid is in een paar jaar tijd. Een apart soort klaver is bijzonder rijk en aanwezig opgekomen dit jaar, tot zelfs in het gras aan toe. Een absolute bijentrekker. Het stikt nogal van het helmkruid uit het buitengebied overgewaaid (of blijft zo iets qua zaad altijd in de poldergrond zitten, wat Westenholte natuurlijk grotendeels van oorsprong is?). Een deel heb ik weggehaald, maar nu kijkend is het toch nog meer dan ik dacht. Het trekt allerlei insecten en jaren terug zaten er kort de rupsen van de helmkruidvlinder in, totdat een vogel ze meenam. Ook dat is natuur.

De zuidwestkant van de tuin is wat bescheidener maar gaat ook goed. De sering bloeide prachtig eerder in mei. De ribes groeit ook gestaag door. Helemaal links in deze strook doen de herfstasters het nog het best; Gelderse roos en krenteboompje zijn nog steeds de achterblijvers. Krijgen ze toch te weinig zon hier? Laurier, vorige zomer aangeplant, moet een bij de buren kaalgeslagen stuk gaan afdekken. De groei zit er echter ook daar goed in. In zekere zin profiteert deze hoek van de tuin er nu juist van, dat er meer licht bij kan komen.

De druif kwam laat dit voorjaar op gang, omdat de nachten lang koud blijven, het vaak droog was en échte warmte ook niet lang duurde. Hij krijgt inmiddels gezelschap door al meters gegroeide hop. Nooit gezaaid, het komt spontaan op, net zoals de braambes, zich steeds verder verspreidende grasklokjes en een beginnende wingerd.

De vijg is ook weer goed uitgelopen en belooft zelfs 3 vijgen dit jaar. Het is nog geen vetpot. Maar goed. We moeten ook niet gaan denken dat, ondanks de opwarming van de aarde, we in Bulgarije wonen. De zomer van 2018 was nog de beste voor deze vijg.

Een clematis welke ik vorig jaar plantte krijgt opeens ook de geest. Twee bloemen sieren opeens de onderste plank van de schutting. Het voorjaar was droog. Maar naast regen heeft alles gewoon ook warmte nodig, maar dat komt nog wel. De tuin wordt ieder jaar voller, rijker en mooier.



Het gras heb ik gisteren pas voor een eerste keer gemaaid dit jaar. Het liefst laat ik het zo veel mogelijk met rust. Hoe minder je maait, hoe meer kruiden en bloemen er verschijnen. Zo staat er opeens zelfs rode (paarse) klaver waar ik dat eerst niet zag. Zelfs een boterbloem probeert het. De klimop torent nóg hoger dan vorig jaar en het liefst hou ik deze zo hoog als nu – ruim 3 meter hoog – het is de basis voor alle vogelleven in de tuin. De ideale verschuil, vergader- en voedselplaats voor insecten (najaar) en vogels (vroege voorjaar). Máánden lang hebben de merels en spreeuwen gegeten van de klimopbessen.
Van de appelboom verwacht ik dit jaar niet veel. Hij bloeide nauwelijks, en ik mag blij zijn als ik er 5 appels aan krijg. Ook zit hij dit jaar behoorlijk vol met eitjes en rupsen van een of andere vlinder waardoor hij er nogal verfomfaaid op plaatsen uit ziet. Ieder jaar gebeurt dit wel, en ik heb nog steeds geen idee welke (nacht?) vlinder hier voor zorgt.
Nog een klein, maar niet onbelangrijk nieuwtje uit het buitengebied hier: lopende langs de Spoolderenkweg in Spoolde, tegenover bedrijventerrein Voorst hoorde ik een nachtegaal. Ik was stomverbaasd. De nachtegaal, die vogel die ik nog kan missen, nu we niet meer in Den Haag achter de duinen wonen. Een nachtegaal in Spoolde..
Begint het tij te keren? Ik zie dit jaar ook opeens veel meer insecten. Dat kan gezichtsbedrog zijn, maar toch. Andersom is in het Westduinpark in Den Haag de jaren verloren gewaande koekoek ook weer aanwezig, dan wel teruggekeerd.
Begint het tij te keren… ?