Hoe, door naar het verleden te kijken, we de toekomst tegemoet durven gaan.

U vraagt zich af, waar gaat dit blog over? Laat mij het proberen onder woorden te brengen.
Ik ben niet van plan wekelijks als dr. G.B.J. Hiltermann – voor de wat jongeren heb ik even een link bijgevoegd om te zien wie dit was – toestand in de wereld te bespreken. De waarheid heb ik niet in pacht. Maar in een maand waarin vervolgens Thierry Baudet zijn afkeuring uitspreekt tegen het fenomeen tolk bij een persconferentie , BN-ers wel even komen vertellen wat we moeten doen, volgelingen van een dansleraar na instignatie van deze via sociale media verzorgingshuizen gaan bellen en fulmineren en tenslotte een patiënt met corona die in het ziekenhuis gewag maakt van het feit dat ze hem op zijn Facebookprofiel niet geloven, het volgende, ter overweging.
We zijn het blijkbaar nodig gaan vinden iedere dag van alles en nog wat gewoon niet meer te geloven en onzin te vinden. We hebben dat blijkbaar nodig. Een dag niet gebekvecht is een dag niet geleefd, zo lijkt het wel. De vraag is, waar deze verslaving en behoefte vandaan komen. Ik heb er de theorie over dat we met veel te veel te lang achter de computer zitten. Dat is één ding, maar als we daar niet iets creatiefs uitvoeren, zoals vroeger in heel veel beroepen en ambachten gewoon was, dan worden we er naar en depressief van. We prikkelen onze geest niet meer, ontwikkelen ons niet met social media als continue meninkjes en gehakketak de nieuwe godsdienst is.
Mijn vader kreeg 10 november 2017 een beroerte. De dag nadat bekend was geworden dat Donald Trump de verkiezingen in Amerika had gewonnen. We zijn sindsdien nog niet veel vooruit gegaan, alleen al het bovenstaande in acht genomen. Ik vond hem die dag in zijn bed. Een bed, waarin mijn vader en moeder vanaf begin jaren 60 in geslapen hebben. Op dat bed lagen nog dezelfde wollen dekens, die ik mij als klein kind al kan herinneren. Totaal vervilt, nooit gewisseld. Het bed ook nooit, trouwens. Een monument van bescheidenheid. Van zelfkastijding, zou men nu zeggen. Mijn vader deed niet alles goed, maar in die tijd mocht je dingen ook gewoon niet weten. Dat was nog niet verdacht, als je je zo uitsprak. BN-ers zag je op tv, en deden hun vak. En niet meer dan dat.
Zo halverwege de jaren 90 werd het individu op televisie heel erg belangrijk. En wat die er van vond. We mochten ook steeds gekker gaan doen. Daar kregen we blijkbaar op gegeven moment zeer de behoefte aan, gesponsord en gestimuleerd door de televisie. Real life programma’s als Big Brother, De Bus en zo nog wat meer, in combinatie met de opkomst van internet deden de rest. Mobiele telefoon werd een I-Phone en sociale media bleken achteraf de nekslag. We zijn nu eind 2020 aanbeland en hebben een decennium van schelden over, naar en op elkaar achter de rug. Gewoon: omdat het kan. Niets wordt meer weersproken. Door geen moderator, maar vaak ook al niet meer door de omgeving. Is iets onzeker of nieuw: dan deugt het niet en is het verdacht. Zo ook een virus. Want ‘het komt ons niet uit’.
Niets komt ons meer uit. Ons ergens in verdiepen, een onderbouwde mening vormen en met hoor en wederhoor met elkaar in discussie gaan: duurt allemaal veel te lang. Te genuanceerd. Trouwens, Gerard Joling vindt het ook. Ontstaan oorlogen óók door dat het te goed gaat, uit verveling? Ik heb al jaren dit gevoel. We voeren een oorlog met woorden.
Veel te lang. Die wollen deken van mijn ouders ging veel te lang mee. Of kunnen we iets van die wollen deken leren? Iets langer waarderen wat er is, wat je hebt? Het langer een onlosmakelijk onderdeel van je leven laten zijn? Je wapenen tegen kou, en er niet over klagen?
We staan aan het eind van een doodlopende weg. De deken hebben we al lang weggegooid. Onze ouders/ouderen gingen heel anders met de tijd om. Je hoefde niet de hele dag na te denken over 24/7 nieuws. De televisie ’s avonds aan zetten was vroeg genoeg. Vooruit: het nieuws op Hilversum 3 om 13.00 dan ook, hooguit. Ze hadden 5 jaar oorlog meegemaakt en hadden die prikkeling de hele dag door geen eens aangekund. Waarom doen wij elkaar, maar vooral: onszelf, het dan wél aan?
Als er iets is wat direct zal moeten veranderen is dit. We moeten maar één ding: weer stil kunnen vallen. In de eerste plaats luisteren naar inhoudelijk specialisten. Weg van social media, tenzij je er iets inhoudelijks mee te delen hebt. Ons realiseren dat regering en verzorgend personeel maar één kant van de medaille kent en niet twee. Namelijk, dat ze – in de grond van hun bestaan – er zijn voor ons. Hoezeer u het er ook mee oneens kan en mag zijn. In maart mag u weer stemmen. Het geklap voor het verplegend personeel is al lang weer verstomd. Denk aan hen als u zich buiten begeeft en persé al uw behoeften wil voort laten leven alsof er niets aan de hand zou zijn.
Op een dag kan er wel eens geen plaats meer zijn. Voor ons.
Omdat het ons ‘even niet uit kwam’.
Tijd voor een levensreddende en geest reddende pas op de plaats. Omdat we niet nog een decennium op deze manier voort kunnen gaan.
Laten we de onzekerheid in ons leven als een deken omarmen. Onzekerheid en niet-maakbaarheid horen bij het leven als de geboorte en de dood. Sta anderen weer toe te twijfelen en laten we ons weer oefenen in nog zo’n deugd: geduld.
Pas dán worden we weer mensen náást elkaar, en niet tégen over elkaar.