Natuurblog 3 maart 2021

Ik hou van de schemering – maar hier vertel ik niets nieuws. Het is een heldere, zachte avond en op de grens van voorjaar. De vleermuizen zijn bijzonder vroeg dit jaar, uit hun winterslaap gewekt door de opvallend zachte week in februari. Opeens zie ik een schicht in een onooglijk slootje langs de weilanden. Een blauwe reiger.

Ik weet nog dat we in de jaren 70, begin 80 zeiden ‘Hee, een reiger’. Het was toen nog een opvallende verschijning als deze over je huis vloog, of als je hem zag, in een flits, vanuit de trein in de weilanden. Alhoewel hij veel talrijker is geworden, blijft het een mysterieuze verschijning.

Ik heb altijd het gevoel dat ik een blauwe reiger betrap. Op wát.. tja, mijn aanwezigheid. Nu voelt een blauwe reiger altijd al snel aanwezigheid en laat dit – bijzonder schuw als hij is en blijft – luidkeels merken. Hij vliegt dan welhaast diep beledigd weg onder het uitroepen van allerlei schreeuwen. Een blauwe reiger zingt niet, hij roept zelfs niet, nee, hij schreeuwt.

Dit exemplaar blijft ternauwernood zitten, als ik mij maar niet teveel beweeg.

Tegenwoordig zijn reigers niet zeldzaam meer. Je ziet zelfs meer zilverreigers dan er vroeger blauwe reigers waren. Toch, wie er bij stil staat, ziet nog steeds die aparte, ogenschijnlijk Einzelgänger, die leeft in een wereld, die niet de onze lijkt.

Een stil mysterie.

Al dagen is de lucht bezwangerd van mestlucht. Zelfs midden in Den Haag, waar ik woonde, was de eerste week van maart deze lucht te ruiken, afkomstig van verre landerijen. Het is het teken dat het voorjaar er toch echt aan komt.

Op de paden ligt wat ik noem ‘goede mest’. Het is mest uit een stal en niet uit een giertank. De mest vermengd met stro. Ik zie dat op meer landerijen dan wel gewoon is, deze manier van bemesten weer – zij het nog steeds op kleine schaal – terug in opkomst is. Wie heeft eigenlijk verzonnen dat mest, ‘gier’ geïnjecteerd moet worden in de grond. Het juist de vaste mest zoals hierboven, welke óp het land gestrooid wordt, die de insecten aantrekken en daarmee broodnodig is voor al het andere leven. Je ziet ook direct het verschil in hoeveelheid insecten bij dit soort bemesting. Hopelijk brengt de toekomst toch een verdere ommekeer in hoe landbouwgrond bewerkt wordt. Mínder en kwalitatief beter, in plaats van almaar groter en vlug-vlug-vlug, gericht op 6 keer maaien per jaar.

Het is bijna donker – ik vervolg mijn weg over de Zalkerveerweg naar de Zalkerdijk en luister of er uilen te horen zijn. Het is wederom stil. Hoe anders was dit in de late winter en vroege voorjaar van vorig jaar. Zou de sneeuw en vorstweek ze genekt hebben? Voor de kerkuil is het een voor velen fatale week gebleken. Of houden ze zich stil omdat ze al ergens op een nest zitten?

Het is altijd zo, dat als je ergens naar op zoek gaat, je het niet gaat meemaken. Volgende keer weer nergens op rekenen. Dan komen de verrassingen vanzelf. En er is altijd wel wat te zien, ongeacht welke week van het jaar. Dat is de grote aantrekkingskracht van leven aan de rand van het buitengebied. Ik wil hier nooit meer weg. Eindelijk terug gekregen wat ik veel te lang gemist heb. Een Buiten.

Gepubliceerd door Thomas Kamphuis

Gepassioneerd Vikingtijd, natuur en cultuur liefhebber.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: