Natuurblog 13 oktober 2020

De wind is vannacht naar het zuidoosten gedraaid, de regen blijft buiten de oostgrenzen en eindelijk lijkt de vogeltrek in alle hevigheid losgebarsten. Ik hoef ’s morgens vroeg maar twee passen de tuin in te zetten en omhoog te kijken. Een onafgebroken stroom vogels, voornamelijk koperwieken, kramsvogels, lijsters, leeuweriken, vinken en nu zowaar ook kepen trekt over en door. Een verdwaalde, late boerenzwaluw spoedt zich er tussendoor naar het zuiden.

Vlucht koperwieken vanuit het noorden.

De kepen trekken in kleine aantallen binnen en zijn te herkennen aan het ‘tjéép-tsjéép!’ geluid. De koperwieken zijn nu ook ’s avonds vanuit de woonkamer te horen op windstille avonden met een doordringend ‘síehh!’ De kramsvogels zijn veel vocaler en roepen continue ‘wuié! wiuié! tsjak-sjak-sják’.

Een onafgebroken stroom vanuit het noorden.

Vroeger was ik in deze weken niet weg te slaan bij De Vulkaan in Den Haag. Een wat gekke naam voor een duin van 30 meter hoog, maar wel weer typisch Haagse humor natuurlijk. Lava is er nooit uit gekomen.

Nu ik ruim 3 jaar in Westenholte woon, vraag ik mij nog heel af en toe af, wat nog aan Den Haag mis. Dat kwam altijd neer op de najaarstrek en die vogeltelpost De Vulkaan, in de westduinen (Westduinpark). Het was dan zaak niet later dan 07.15/07.30 bovenop het duin te staan, en de uren tot 10.00 waren dan de gouden uren. De weken in oktober was er dan altijd een vogeltrekkoorts. Net zoals bij sneeuw, móet ik die meemaken.

En alweer een nieuw cohort koperwieken.

Maar, nuchter beschouwend, mis ik zelfs die omgeving niet (meer). Het Westduinpark is niet meer de verlaten woestenij die hij eind jaren tachtig nog was. De laatste 10, 20 jaar werd het er almaar drukker en kon je zo 10 vogeltellers zien staan waar je dan volstrekt humorloos en in hersteld gereformeerde stilte tussen moest gaan staan. Het vrolijk iets vragen of delen van een vogelervaring was er niet (meer) bij.

De vogeltrek laat zich ook hier in het oosten goed ervaren. Ganzen hoor je hier ’s avonds ook (rond)trekken. De lucht is ’s avonds hier ook vervuld van de roep van de koperwiek. En sinds een keer kramsvogels naar de tuin toe kwamen ben ik helemaal verkocht. Om over de aanwezigheid van ransuilen rondom en soms ín Westenholte, nog maar te zwijgen. En zag ik in het voorjaar niet óók eens kraanvogels overvliegen?

Gauw er op uit vanmorgen. Langs de Zalkerveerweg is de Indian Summer uitgebroken.

Opeens hoor ik in de verte kramsvogels roepen. Het is nooit eenvoudig ze van dichtbij te bekijken, ze zijn enorm schuw, zeker als er nog voedsel in overvloed is. Ik zie er uiteindelijk een in de top van een wilg zitten. Nog niet heel goed zichtbaar.

Langzamerhand krijg ik hem beter in de camera na een hoop gestrek en gekronkel in bochten.

Wat een prachtige vogels zijn dit toch. Ooit heb ik er, ik weet nog precies wanneer dit was, begin december 1983, één in mijn hand gehad. Deze vogel was verzwakt en is toen meegegaan met de dierenambulance. De verbazing en opwinding die je dan voelt als je zo’n vogel van ver weg in je handen hebt..

Ze kunnen helemaal uit Rusland en Siberië deze kant optrekken.

Ik ben altijd blij als ze er weer zijn. De ultieme wintervogel. En altijd in stille verwachting dat de winter zó wordt, dat ze getrokken worden naar het voedsel in de tuin. Voorlopig trekken ze over en deels door. Het blijft een fascinerende gebeurtenis deze vogels binnen te zien trekken. Ieder jaar kijk ik er opnieuw naar uit. In die zin is het een soort van omgekeerde zwaluw.

Plotseling vliegt de groep weer verder, richting een boerderij verderop de Zalkerveerweg.

Dacht ik dat de ooievaars allemaal weggetrokken waren; vorige week zag ik er opeens weer één. Tja, en dan zie je er nu opeens weer drie bij elkaar in het weiland lopen. Spijtoptanten of vogels van elders in het land die hier neergestreken zijn en dan toch gaan overwinteren?

Bij een stuk braakliggende grond zie ik een gekraagde roodstaart. Dit is een vogel die normaal naar het zuiden vliegt. Dat zal met deze binnenkort ook wel het geval zijn.

Uiteindelijk krijg ik dan ook een groep koperwieken in de kijker. Ook deze vogels zijn uitermate schuw. Het is pas met sneeuw en ijs dat ze deze schuwheid wat laten varen en te druk bezig zijn met voedsel zoeken en in hun omgeving op gaan.

In een oude boerenalmanak van meer dan 100 jaar oud – die ik eens vond op een zolder van een oude boerderij waar allerlei papieren lagen van de afgelopen 200 jaar – wordt deze vogel nog de koperwieklijster genoemd. Eigenlijk een betere benaming. In de maand oktober van deze almanak wordt dan nog de komst van de bonte kraai genoemd. Tegenwoordig moeten we deze kraaisoort bijna helemaal missen. Hij blijft dichter bij ‘huis’ in het verdere oosten en noordoosten van Europa. In Berlijn heb ik ze begin december nog wel veel gezien.

Zo’n oude almanak geeft een interessant tijdsbeeld. Wat te denken van 23 oktober: de ganzen komen. Tegenwoordig zie je ganzen jaarrond. Hooguit is er een aanvullende trek vanuit het noorden en noordoosten. De gans komt, maar gaat niet meer weg, zoals ooit. Gíngen ze maar eens weg, denkt de boer.

Bijzonder zijn ook de inleidende boerenwijsheden bij iedere maand.

‘Die gal in de mond heeft, kan geen honig spuwen’. Een waarheid als een koe, maar wie kent deze uitdrukking (nog)?

De herfst is nu echt begonnen.

Gepubliceerd door Thomas Kamphuis

Gepassioneerd Vikingtijd, natuur en cultuur liefhebber.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: